Het eerste Brabantse patrijzennest van 2021 werd gevonden door akkerbouwer Tjerk de Regt in het Land van Heusden en Altena. Al een tijdje hield hij de patrijzen rond zijn bedrijf ‘De Muggenwaard’ in de gaten. Hij hield daarover contact met onze patrijzenkenner Jochem Sloothaak. “Onze hovenier was bezig in de tuin en toen schoot een hennetje onder ‘m weg. En daar lagen ze: 17 eieren! Ze denken vast, we gaan mooi dicht bij huis zitten, dan zijn we veilig. Het koppel zag ik al weken continu door de tuin scharrelen. Onze hond is helaas dood, maar voor de patrijzen is er nu nog meer rust hier rond de deur.”
In tegenstelling tot andere boerenlandvogels, waaronder kievit, veldleeuwerik of steenuil, beginnen patrijzen erg laat met nestelen. De eerste eieren worden niet in maart of april gelegd, maar pas in de eerste week van mei. Ze doen ook lang over het leggen, want met gemiddeld 15 eieren legt de patrijs er de meeste van alle vogels wereldwijd.
Later maaien voor de patrijs
Een patrijzenhen begint pas met broeden als het legsel compleet is. Met een broedduur van zo’n 25 dagen, worden de eerste patrijzenkuikens in Nederland altijd verwacht vanaf de eerste week juni. De kuikens zijn nestvlieders en verlaten direct na uitkomst het nest om op zoek te gaan naar insecten. Ze moeten zo’n 2.000 insecten per dag eten. De groene hebben sterk de voorkeur, dus ze moeten flink op zoek. Omdat de ouders de kuikens naar de meest insectenrijke plekken loodsen, is het natuurlijk heel belangrijk dat alle kuikens tegelijk uit het ei kruipen. Tjerk volgt de patrijzen al langer op de voet: “Vorig jaar zag ik hier op 10 juni de eerste kuikens van een dag oud rond de deur. Ik hoop dit jaar weer op succes. Het zijn echt intelligente en voorzichtige beesten.”
In verschillende kerngebieden wordt door boeren en natuurbeschermingsorganisaties gewerkt aan geschikt biotoop voor patrijzen om te nestelen, maar tegelijk wordt er voor insectenrijk kuikenbiotoop gezorgd. Voorbeelden zijn de PARTRIDGE-gebieden Oude Doorn (Brabant) en Burghsluis (Zeeland), de patrijzenprojecten ‘Rouwenbogt’ in Reusel en in de gemeente Gemert-Bakel, maar ook het kerngebied in Ospel (Limburg) en het project ‘Samen voor de Patrijs’ (Gelderland). Brede, kruidenrijke akkerranden met een open structuur zijn ideaal voor jonge patrijzenkuikens. Mits die niet voor 1 augustus gemaaid worden natuurlijk. Ook de randen van flora-rijke graanakkers zijn geliefd. Qua broedplaatsen zoeken patrijzen vrijwel altijd de perceelsranden of overhoekjes op. Daar nestelen ze het liefst onderin een meerjarige graspol. Door te vroeg maaien van bermen gaan dan ook veel nesten verloren. Tjerk weet wat hem te doen staat: “Er zitten hier nog twee koppels te broeden. Een bij de oude schuur 50 meter verderop en een koppel in een graspad langs de percelen. Dekking is alles. Ik maai sinds een aantal jaar de paden gefaseerd en daar zijn ze me dankbaar voor. Het liefst maai ik helemaal laat maar sommige probleemonkruiden moeten wij toch wel de baas blijven. Dus helemaal niets doen is helaas geen optie.
In gebieden waar nog patrijzen voorkomen is het daarom cruciaal dat die bermen op z’n vroegst pas na 15 juli gemaaid worden. Voel je niet bezwaard om daar de beheerder eens op aan te spreken. In de ‘Leidraad Patrijzenbescherming’ en de bijbehorende factsheets is alles te vinden over de juiste maatregelen. En heb je nou het geluk om per ongeluk een nest te vinden, dan is altijd de beste bescherming om er bij weg te blijven. Patrijzennesten zijn ten eerste erg gevoelig voor predatie. Een rover zal gemakkelijk jouw sporen kunnen volgen naar de eieren en erger nog de hen.
Verder zijn hennen die net zitten te broeden gevoelig voor verstoring. Ze kunnen na jouw bezoek aan het nest, hun legsel definitief verlaten. Wat je wel kunt doen is achterhalen wie de eigenaar van de grond is, zodat je hem op de hoogte kunt brengen van de nestlocatie, zodat hij daar niet zal gaan maaien.