Grote grazers: allemaal anders
Grote grazers, zoals koeien, paarden en herten, zijn heel belangrijk voor de natuur. Ze eten gras, struiken en planten, waardoor er ruimte komt. Hierdoor ontstaat er een afwisselend landschap met veel verschillende soorten bloemen en bomen. Dit is fijn voor insecten, vogels en andere dieren, omdat ze meer voedsel en schuilplekken vinden. Zo zorgen ze ervoor dat de natuur gezond en in balans blijft, en dat er voor iedereen genoeg plek is om te leven.
Vragen en antwoorden van de jonge beschermers bijlage (herfst 2024)
-
Weet jij welk lievelingseten bij wie hoort? En wat de juiste benamingen zijn bij de diersoorten?
Antwoorden:
A. Lang gras in ruige graslanden, bladeren en dunne takjes van hoge bomen en struiken. Antwoord: Rund
B. Lang en kort gras aan de rand van het bos, bladeren en ‘snoepjes’ zoals zaden, knoppen, vruchten. Antwoord: Edelhert
C. Gras dat groeit tussen heideplanten. En als het moet ook jonge boompjes. Antwoord: Schaap
D. Jong en kort gras, bast van bomen. Antwoord: Paard
-
In de natuur zijn ook heel veel kleine grazers! Kun je een paar (kleinere) dieren noemen die ook gras en planten eten?
Antwoord: Oók grazers zijn: rupsen, sprinkhanen, kevers, slakken, ganzen, eenden, konijnen, hazen, bevers, reeën, zwijnen (en we zijn er vast nog een paar vergeten…)
-
Welke woorden zijn er nog meer voor poep?
Antwoord: Andere woorden voor poep, naast koeienvlaai en paardendrol: paardenvijg, keutel, mest, stront, uitwerpselen, kak, schijt, derrie, ontlasting, kaka