Halverwege de vorige eeuw kwam de grauwe klauwier nog met vele honderden paren voor in het kleinschalige cultuurlandschap in Brabantse beekdalen, heidevelden en verdroogde hoogvenen. Vijftig jaar later zagen we de grauwe klauwier alleen nog maar als incidentele broedvogel.
Dankzij de vele natuurherstelprojecten - onder andere door Brabants Landschap - zien we de aantallen nu gelukkig weer toenemen.
Herstel cultuurlandschap
Kleinschalig cultuurlandschap vormt een aantrekkelijk leefgebied voor de grauwe klauwier. Deze vogel bouwt zijn nest bij voorkeur in een braamstruik en loert vanuit de top van een meidoorn- of vlierstruik graag op zijn prooi. Klauwieren staan erom bekend hun prooien te spietsen aan doorns, spitse takken en prikkeldraad. Zo leggen ze een voorraad aan voor tijden van voedselschaarste. Door deze gewoonte worden ze ook wel doorndraaier, vinkenbijter of rode wurger genoemd.Door het herstel van het kleinschalig cultuurlandschap groeide ook het voedselaanbod voor de klauwier. Denk aan kevers, libellen, sprinkhanen, kikkers, hagedissen, muizen, bijen en hommels. Hierdoor neemt het aantal broedparen van de grauwe klauwier sinds een jaar of tien weer toe.
Blauwe klauwier
De klapekster – vroeger in de Kempen ook wel ‘blauwe klauwier’ genoemd – is een groter lid uit de familie van de klauwieren. De klapekster is sinds de jaren zeventig uit Brabant en sinds 1999 uit heel Nederland verdwenen. Op onze heidevelden overwinteren wel nog tientallen klapeksters uit noordelijkere streken. Zij blijven vaak tot half april voor ze besluiten terug te keren. Ondertussen hopen onze beheerders dat een paartje besluit toch hier te blijven. Wie weet … De terugkeer van de grauwe klauwier kwam ook als een verrassing.Ontvang gratis ons magazine
Draag je natuur en erfgoed ook een warm hart toe en wil je meer weten over ons werk? Vraag dan nu eenmalig ons digitale magazine aan met herfstverhalen voor buiten- en binnenplezier.