De bossen die wij beheren zijn in vier hoofdtypen te onderscheiden:
- Jonge heideontginningsbossen: Eind negentiende, begin twintigste eeuw op grote schaal aangeplant op heide. Ze bestaan vooral uit naaldhout, voornamelijk dennen.
- Leem- en beekdalbossen: Staan op rijkere gronden en zijn rijker van structuur. Ook de voor Midden-Brabant kenmerkende populierenbossen vallen hieronder.
- Landgoedbossen: Dateren van de negentiende eeuw en zijn aangelegd als onderdeel van een bepaalde stroming in de landschapsarchitectuur.
- Bossen op rivierklei: Spontaan opgeslagen wilgenbossen, grienden en kooibossen.
Vier bostypen, dezelfde doelstellingen
Wij willen van alle bossen de ecologische waarde verhogen, zonder de cultuurhistorie uit het oog te verliezen. Ook willen we de bossen versterken en het areaal bos vergroten.
Verhogen ecologische waarde
Voor het verhogen van de ecologische waarde is variatie belangrijk. Variatie in boomsoorten, variatie in leeftijd en variatie in structuur (de combinatie van bomen, struiken en kruiden). Om deze variatie te bereiken, wordt gebruik gemaakt van natuurlijke processen als spontane bosverjonging. Dat wil zeggen dat bomen en struiken zich zonder ingrijpen vanzelf voortplanten. Als dat niet gaat of niet tot de gewenste variatie leidt -de bosbodem is bijvoorbeeld te donker om zaden te laten kiemen of enkele soorten overheersen-, grijpen we in. Bijvoorbeeld door het uitvoeren van een dunning of het maken van open plekken.
Bij een dunning worden verspreid in het bos bomen verwijderd. Het is bedoeld om de blijvende bomen een voordeel te geven en nieuwe groei van bomen en struiken te stimuleren. De blijvende bomen zijn over het algemeen inheemse soorten, omdat die meer ecologische waarde hebben dan uitheemse soorten. Er ontstaan open plekken waar zaden kunnen kiemen. De blijvende bomen en struiken krijgen meer ruimte en meer kansen om zich te verspreiden.
Waar bossen overgaan in open terrein streeft Brabants Landschap naar geleidelijke overgangen van mantel- en zoomvegetaties. Daarvoor kunnen ook inhammen in de bosrand worden gekapt. Bosranden zijn van enorme waarde voor ongewervelden, zangvogels en kleine zoogdieren.
Dood hout heeft ook een hoge ecologische waarde. Als er weinig dood hout is, wordt dit ‘gemaakt’ door bomen te ringen: de sapstroom wordt onderbroken met een zaagsnede in de stam, zodat de boom nog wel overeind blijft staan, maar langzaam sterft. In één zo'n boom ontstaat een leefgebied voor insecten, schimmels, vogels en zoogdieren.
Grootschalige bomenkap wordt alleen toegepast als daar zwaarwegende redenen voor zijn. Zoals wanneer bij massale sterfte van fijnspar wegen en paden niet meer veilig begaanbaar zijn. Gekapte fijnsparblokken worden óf ingeplant met gemengd loofhout óf overgelaten aan spontane bosverjonging. Het bos verdwijnt dus niet op zo'n plek. Uit ecologische overwegingen kan in bijzondere gevallen bos worden omgezet in andere natuurtypen, zoals heide en stuifzand. Maar het gekapte areaal wordt gecompenseerd door nieuwe aanplant of natuurlijke verjonging in hetzelfde gebied of minstens dezelfde regio.
Bij de reguliere boswerkzaamheden werken we volgens de geldende gedragscodes, zoals de gedragscode soortenbescherming bosbeheer. De gedragscode waarborgt dat we bij de uitvoering van reguliere boswerkzaamheden schade aan beschermde soorten flora en fauna zoveel mogelijk voorkomen. We volgen de benodigde stappen en houden ons aan de gedragsregels die erin beschreven zijn.
Beschermen van (historische) boselementen
Bijzondere populaties van wilde bomen en struiken worden beschermd. Dit zijn houtachtigen die direct afstammen van de oorspronkelijke bosvegetatie die zich hier na de laatste ijstijd vestigde. Van deze zogenaamde autochtone soorten wordt ook zaad gewonnen dat verder wordt opgekweekt en zijn weg zal vinden naar nieuw aan te leggen bossen in de omgeving.
Bij het creëren van de gewenste variatie of natuurtypen wordt de cultuurhistorie goed in het oog gehouden. Historische boselementen (bijvoorbeeld lanen of sterrenbossen) worden beschermd.
Onze reservaatsbossen hebben al een hoge natuurwaarde en daarom wordt in deze bossen nooit ingegrepen.
Houtoogst is geen hoofddoel, maar het hout dat uit de bossen komt waar dunningen worden uitgevoerd, is wel een waardevol bouwmateriaal. Bij renovatie en verbouwing van onze eigen (monumentale) gebouwen wordt bij voorkeur hoogwaardig ‘hout uit eigen woud’ gebruikt.
Bossen versterken
Onder bosversterking (ook wel bosrevitalisering genoemd) wordt verstaan het weerbaarder maken van bos tegen klimaatveranderingen met extreme omstandigheden zoals droogte of te veel water en het verbeteren van de bodem(structuur) voor een betere vruchtbaarheid.
Zeker na de ervaringen in de drie hete en droge zomers (2018-2020), wil Brabants Landschap de hydrologie van het bos op landschapsschaal herstellen. Regenwater moet langer worden vastgehouden en kunnen infiltreren in de bodem. Dat is goed voor de humuslaag en komt de vegetatie ten goede in droge periodes. Het dempen van sloten en greppels helpt daarbij, waardoor bossen weer als sponzen in het landschap kunnen gaan fungeren. Hoe meer regenwater in hoger gelegen bos kan infiltreren, hoe schoner het later als kwel in beekdalen kan uittreden, waar het bijvoorbeeld hooiland en moeras kan voeden.
Bossen op zandgronden zijn gevoelig voor verzuring. Door het bevorderen van minder verzurende boom- en struiksoorten worden deze bossen weerbaarder gemaakt. Sommige boseigenaren zijn hier al grootschalig mee bezig en planten rijkstrooiselsoorten aan als linde, esdoorn, hazelaar en zoete kers. De bladeren van deze bomen verteren snel en zijn rijk aan voedingsstoffen die bijdragen aan een vruchtbare bodem. Brabants Landschap doet dit momenteel nog op kleine schaal.
Het toedienen van steenmeel in bos gebeurt slechts bij uitzondering. Steenmeel kan de bodem verbeteren, onder andere door verzuring te verminderen. De effecten ervan lijken positief, maar de bevindingen zijn nog in de experimentele fase. We pakken het kleinschalig op. Bodemverbetering kan soms ook langs een andere weg worden bereikt. Berk en lijsterbes hebben eveneens goed verteerbaar strooisel en het laten liggen van dood hout is sowieso goed voor de bodemvruchtbaarheid.
Bosareaal uitbreiden
De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor het uitbreiden van de oppervlakte bos, onder andere door de Brabantse Bossenstrategie van de Provincie. Brabants Landschap draagt graag bij aan meer bos in Brabant en plant jaarlijks enkele tientallen hectaren nieuw bos aan. Soms wordt er ook gekozen voor de spontane ontwikkeling van nieuw bos.
Over de locaties voor nieuw bos wordt goed nagedacht. Er worden geen ecologisch waardevolle graslanden beplant, en ook wordt goed rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden van de plek. Soms wordt bos niet vlakdekkend aangeplant, maar wordt het landschap versterkt door aanleg van brede houtsingels.